Wassen = wax(en) De wassenaar is ontleend aan het wapen van Ameland. Het wapen wordt als heerlijkheidswapen gevoerd sinds het einde der 16e eeuw. De oorsprong van het wapen is echter niet bekend. Volgens een volksoverlevering zouden de schuinbalken de balken voorstellen, die de Amelanders op Terschelling hadden geroofd om er een galg van te maken. Hierop slaat ook het volgende rijmpje: De Amelander schalken, stolen 3 balken, des 's avonds in de maneschijn, daarom zal dit hun wapen zijn.
De heerlijkheid van oorspronkelijk in handen van de familie Van Wassenaar. De eerste bekende heer was Arie van Wassenaar, in 1261. De Van Wassenaars voerden het wapen van Duivenvoorde, dwz drie wassenaars. Zijn zoon noemde zich voor het eerst Van Groeneveld. De kleur van het veld zou een sprekende verwijzing naar de naam zijn. In ieder geval wordt een dergelijk wapen al genoemd rond 1400 voor Jan van Groeneveld.
Wassenaar wordt voor het eerst genoemd in 1200, in een oorkonde waarin van Philips van Wasnare gesproken wordt. Deze Philips is waarschijnlijk een telg geweest uit de familie Van Polanen, die drie wassende manen in haar wapen voerde (zie oa Lekkerkerk). De familie bleef tot 1523 in bezit van de heerlijkheid. Andere takken van de Van Polanens nemen de macht en de naam over. Het gemeentewapen is afgeleid van het wapen van de tak Van Wassenaar van Obdam. De wassenaars zijn het oude geslachtswapen (in gewijzigde kleuren), de dwarsbalk is het wapen van Obdam. Het wapen komt al voor in de 14e eeuw. In het manuscript van heraut Gelre worden de wapens genoemd van Jan van Wassenaar en Dirk II van Wassenaar, burggraaf van Leiden (1360-1391), waarbij het tweede en derde kwartier echter van azuur is, met een gouden dwarsbalk. |